Psyche Magazine

 

Een gesprek met de mensen achter Covias

Covias is een samenwerkingsverband van zeven organisaties en biedt geestelijke gezondheidszorg in de regio Noord-West-Vlaanderen. Volwassenen met een ernstige psychiatrische aandoening kunnen bij Covias terecht voor begeleiding en behandeling in de thuiscontext van de cliënt.

We spreken over het ontstaan van Covia, het belang van de nieuwe structuur en hoe we nog kunnen innoveren in de sector. Dat doen we samen met ervaringswerker naastbetrokkenen Nele De Soete, stafmedewerker ervaringswerk Bart Meeus, cliënt Katelijn, directeur Steven Ingelbrecht, stafmedewerker algemeen beleid Muriel Schoeters en trajectbegeleider Stein Devlies. 

 

Ontstaan

Vanuit welke redenen hebben jullie een nieuwe structuur, Covias, gecreëerd? 

Steven: In  2011  ontstonden  in  onze  regio  verschillende  mobiele   teams.   Daardoor   stelden   een   aantal   initiatieven   Beschut Wonen (BW) zich de vraag wat nu juist het verschil is tussen een mobiel team en BW. Daar konden we - na heel wat overleg en discussies - geen goed antwoord op geven, laat staan  dat  we  het  konden  duiden  ten  aanzien  van  cliënten,  naastbetrokkenen  en  verwijzers.  In  plaats  van  te  zoeken  naar  de  verschillen  beslisten  we  om  te  gaan  kijken  naar  de  gemeenschappelijke  zaken.  Zo  ontdekten  we  dat  je  bij  beide  werkvormen begeleiding op eigen adres kan ontvangen en dat er aandacht is voor alle levensdomeinen. Zelfs bij het grootste discussiepunt,  zijnde  behandeling,  voelden  we  geen  fundamentele  verschillen:  hoewel  je  in  beschut  wonen  cliënten  vooral begeleidt en in principe geen behandeling doet, waren de acties toch heel sterk behandelingsgericht. Door onze focus op het gemeenschappelijke zijn we dus steeds meer beginnen samenwerken. 

In  2017  ging  de  directeur  van  het  initiatief  Beschut  Wonen  Brugge  op  pensioen.  Toen  rees  de  vraag:  “werven  we  een  nieuwe  directeur  aan  of  zitten  we  samen  rond  de  tafel  met  een  van de andere actoren?”. Een van die actoren was toen in eerste instantie  het  initiatief  Beschut  Wonen  4Veld.  Met  andere  woorden:  de  twee  grootste  initiatieven  BW  in  onze  regio  besloten om hun directeur te delen. In het bestuur van beide organisaties  zijn  ook  directies  van  de  psychiatrische  ziekenhuizen  en  CGG’s  betrokken,  waardoor  de  link  met  mobiele  teams  2B  en  andere  initiatieven  Beschut  Wonen  snel  werd  gelegd.  Het  Mobiel  Team  Langdurige  Zorg  en  het  initiatief  BW Oostkust namen we mee op in de verdere uitwerking van een nieuwe structuur en dus ook een nieuw organisatiemodel. Naarmate het overleg en de tijd vorderden kwam ondertussen ook een tweede ronde van bevriezing van bedden op ons pad. Die tweede ronde impliceerde een uitrol van de mobiele teams over het volledige werkingsgebied van ons netwerk. Gezien we voldoende vertrouwen hadden in wat toen reeds op tafel lag, beslisten  we  om  het  model  ook  voor  te  leggen  aan  de  regio  Oostende-Westkust.  Zo  kwam  het  dat  we  BW  Oostende-Westkust mee opnamen in de samenwerking als partner. 

Ons  zogenaamd  designteam  boog  zich  over  het  concrete  ontwerp van de nieuwe structuur en organisatie. Dat was een zeer  heterogene  groep  van  ongeveer  vijftien  mensen  (onder  wie  enkele  bestuurders,  coördinatoren,  een  trajectbegeleider,  een maatschappelijk werker, zorggebruikers, mensen die daar vanuit het familieperspectief zaten, een beleidsarts) die samen een  aantal  keuzes  moesten  maken.  Denk  aan:  wat  is  onze  opdracht en missie, hoe kunnen we dit best organiseren, wat zijn  onze  doelstellingen,  welke  leidende  principes  hanteren  we, hoe stellen we onze teams samen, etc. Lang  verhaal  kort:  in  plaats  van  steeds  opnieuw  aparte  entiteiten bij te creëren, deden we het omgekeerde en voegden we werkingen samen. Zo leerden we op een andere manier kijken naar onze opdrachten en verantwoordelijkheden. In plaats van aanbodgericht,  denken  we  nu  populatiegericht  en  handelen  we vanuit een regiodekkende invalshoek. 

 

Het belang van een nieuwe structuur

Wat zijn de voor- en nadelen van het creëren van een nieuwe structuur vanuit eigen initiatief? Daarmee bedoel ik zonder aansturing door de overheid?

Steven: Onze herstructurering vertrok vanuit een inhoudelijke visie.  De  instappende  organisaties  vielen  onder  verschillende  overheden:  Vlaamse  en  federale.  Dat  maakt  het  administratief  niet  gemakkelijker,  omdat  die  overheden  niet  optimaal  op  elkaar  zijn  afgestemd.  Maar  als  je  het  bekijkt  vanuit  het  perspectief van de cliënt, naastbetrokkene, verwijzer en medewerker,  speelt  het  voor  ons  in  de  praktijk  geen  rol  meer.  We  kunnen  binnen  het  continuüm  vlot  schakelen  en  evolueren  afhankelijk  van  het  herstelproces  van  de  cliënt.  Daarentegen  vormt  de  schaalgrootte  wel  weer  een  aanpassing. Vroeger kende  ik  als  directeur  van  4Veld  alle  bewoners  en  was  ik  nauwer  en  concreter  betrokken  bij  de  dagelijkse  werking  en  gebeurtenissen.  Ook  alle  medewerkers  en  bewoners  kenden  elkaar. Daarnaast was vroeger iedereen van het team betrokken bij  elk  initiatief  of  proces  in  de  werking.  Nu  we  op  een  andere  schaal  werken  is  dat  niet  meer  haalbaar  en  moet  dat  op een andere manier gebeuren. Als je met meer mensen gaat samenwerken verlies je een stuk van je autonomie natuurlijk. Anderzijds  hebben  we  nu  meer  daadkracht  en  kunnen  we  meer hooi op onze vork nemen. 

Muriel:  Ik  kom  van  het  kleinste  team  dat  is  aangesloten  bij  Covias en daar stelde ik me in het begin wel veel vragen bij, maar  het  werkt.  Dankzij  het  samenkomen  van  die  verschillende culturen krijg je heel veel expertise bij elkaar en op die manier  krijg  je  veel  ondersteuning.  Die  schaalvergroting  is  voor mij dus eerder een voor- dan een nadeel: één plus één is hier echt wel drie geworden. 

Stein:  In  een  ondertussen  ver  verleden  was  ik  werkzaam  in  een  residentiële  setting,  waar  een  heel  duidelijke  structuur  was,  met  on  top  de  psychiater  met  het  afdelingshoofd,  dan  de verpleegkundigen en vervolgens het verzorgend personeel. Daar  werkte  ik  op  de  afdeling  resocialisatie-  en  rehabilitatie-trajecten en was het de maatschappelijk werker die de verbinding  maakte  met  de  thuisomgevingen.  Toen  ik  de  overstap  maakte  naar  mobiele  zorg  merkte  ik  dat  wij  eigenlijk  heel  veel  missen  op  een  afdeling.  Er  zijn  namelijk  een  heel  aantal  aspecten  die  wij  niet  kunnen  meenemen  in  het  herstel  van  de cliënt, zoals de omgeving: niet alleen familie, vrienden en naasten, maar ook de omgeving waar ze wonen. Zo zagen we dat  mensen  vaak  zeer  goed  functioneren  op  de  afdeling,  dan  naar  huis  gaan  en  uiteindelijk  vroeg  of  laat  terugkomen,  net  omdat de thuisproblemen niet aangepakt kunnen worden op de afdeling. Covias staat daar haaks tegenover en dat is net de sterkte ervan, denk ik. Zoals Muriel zegt, combineren we heel veel  verschillende  achtergronden,  ervaringen  en  diploma’s.  Dat  zorgt  ervoor  dat  we  niet  in  hokjes  denken,  waarbij  de  maatschappelijk  werker  alles  doet  rond  huisvesting  en  financiën,  de  verpleegkundige  zich  concentreert  op  medicatie  en  de  psycholoog  therapie  geeft.  Binnen  Covias  doen  wij,  zeker  als trajectbegeleider, een beetje van alles. Dat gaat van lampen indraaien tot doktersconsultaties begeleiden en netwerken. Je moet flexibel zijn. 

Nele:  We  hebben  bij  Covias  een  zeer  horizontale  structuur,  wat  maakt  dat  we  vanuit  het  werkveld  kunnen  kijken  naar  wat de noden en interessepunten zijn en zo het beleid kunnen vormgeven  in  plaats  van  omgekeerd.  Dat  is  volgens  mij  een  grote meerwaarde omdat je op die manier een groot draagvlak creëert bij de medewerkers. 

Bart:  Ik  ben  blij  dat  je  dat  zegt,  Nele.  Dat  was  ook  mijn  antwoord: de structuur. Er zijn eigenlijk drie niveaus: Steven als directeur, het beleidsteam en de mensen die elke dag naast de cliënten staan: de begeleiders. Dat betekent dat Covias een heel  wendbare  organisatie  is.  Als  je  een  lumineus  idee  hebt,  kan  je  het  meteen  bepleiten  en  zal  er  vaak  ook  snel  iets  in  gang gezet worden. Dat idee moet niet in nog 24 raden beslist worden. Daar word je wel goedgezind van. 

Steven:  In  het  designteam  zijn  we  vertrokken  met  de  vraag:  voor  wie  doen  we  dit?  Kort  door  de  bocht  en  misschien  wat  stereotiep  werd  toen  de  cliënt  centraal  gezet.  De  volgende  vraag  die  we  moesten  beantwoorden  was:  hoe  gaan  we  ons  organiseren?  Gezien  de  schaalvergroting  en  het  ruime  werkingsgebied  konden  we  dat  niet  doen  vanuit  één  team  of  één  groep  begeleiders.  Je  moet  volgens  mij  ook  kunnen  verantwoorden  waarom  je  bepaalde  middelen  niet  voor  de  meest  directe  functies  gebruikt.  Een  directeur,  teamverantwoordelijke  of  ondersteunende  dienst  gaat  -  omwille  van  de  manier  waarop  we  gefinancierd  worden  -  ten  koste  van  de  begeleidingscapaciteit  en  de  mensen  die  je  begeleidt.  Bij  ons  is  het  schema  dus  bottom-up  opgebouwd.  Dat  maakt  dat  we  opdrachten  en  taken  zo  dicht  mogelijk  bij  de  werkvloer  en  directe  zorg  houden.  Daar  kunnen  ze  namelijk  beter  inschatten wat er al dan niet werkt, hoe iets het best gebeurt en  wat  er  nodig  is.  Een  organisatiemodel  dat  aansluit  bij  die  gedachtegang is dat van zelforganiserende teams. Daar zetten we dan ook op in. 

Katelijn: Dat merk ik als cliënt ook. Covias is geen log gegeven zoals  ik  een  ziekenhuis  toch  wel  ervaren  heb.  Dat  zorgt  voor  een  goede  dynamiek.  Daarnaast  ben  ik  ook  grote  fan  van  de  participatieraad.  Wij  konden  als  cliënt  een  enquête  invullen,  met  vragen  rond  bijvoorbeeld  medicatie  en  de  bijwerkingen.  De resultaten werden gebundeld, inclusief opmerkingen over wat  goed  loopt  en  wat  beter  kan.  Daar  wordt  nu  gevolg  aan  gegeven  in  de  vorm  van  een  psycho-educatiesessie  rond  het  medicatiegebruik.  Er  gebeurt  effectief  iets  mee,  concreet,  zichtbaar en op basis van onze stem. 

 

Waakvlamfunctie 

Stein: Wat je zegt over een psychiatrisch ziekenhuis, Katelijn, klopt:  je  komt  terecht  op  een  opnameafdeling,  volgt  een  verder traject op een andere afdeling en dan komt daar soms nog  resocialisatie  en  rehabilitatie  bij.  Mensen  zien  vaak  twee  of  drie  verschillende  afdelingen  met  drie  andere  psychiaters,  psychologen,  een  heel  team  van  verpleegkundigen,  maatschappelijk werkers etc. Bij Covias valt dat voor een stuk weg. Langs de andere kant weet je ook dat je begeleider niet voor de rest van je leven bij jou blijft en dat vind ik wel een moeilijke gedachte.  Er  zal  altijd  een  moment  komen  waarop  je  elkaar  toch moet loslaten. Het is jammer dat je als cliënt geen begeleider hebt die je voor x-aantal maanden of jaren kan loslaten wanneer het goed gaat en vervolgens terug dichterbij kan laten komen  wanneer  het  wat  slechter  gaat.  Daar  bestaat  niet  echt  een oplossing voor, denk ik. 

Katelijn:  Ik  vind  het  inderdaad  een  moeilijk  idee  dat  mijn  begeleiding  niet  voor  eeuwig  is.  Ik  denk  er  nu  over  na  om slechts  één  keer  per  maand  een  contact  te  hebben,  maar  er  volledig mee stoppen vind ik lastig. Er kan altijd iets gebeuren in je leven waardoor je een crisismoment ervaart en opnieuw begeleiding nodig hebt. Als ik dan nog eens een intakegesprek moet doen, dan zijn we weer vertrokken voor een paar jaar. 

Bart:  Daarbovenop  moet  je  ook  een  klik  hebben.  Mijn  psycholoog kent mij na meer dan tien jaar door en door. Als ik met een andere psycholoog van nul zou moeten beginnen, dan is het ook nog afwachten of de klik er al dan niet is. Die waakvlamfunctie  is  moeilijk  om  in  de  praktijk  om  te  zetten,  maar het zou veel betekenen. Vanuit Covias zijn we zoekende naar hoe we dat structureel kunnen realiseren, zonder dat we dat als het ware in de marge moeten doen. 

Steven: Ik denk dat dat de uitdaging is voor de toekomst. Hoe zorgen we voor die continuïteit? Dat wordt soms watch-and-wait, het op- en neerschalen of de waakvlamfunctie genoemd. De  waarde  daarvan  wordt  nog  sterk  onderschat.  We  moeten  meer  loskomen  van  normen  en  cijfers  en  van  het  idee  dat  een  begeleiding  binnen  langdurige  zorg  eindig  is.  Zeker  bij  mensen  met  een  ernstige  psychiatrische  aandoening  (EPA)  kunnen we niet van een zekere eindigheid spreken. Eigenlijk moet het omgekeerd zijn en zouden we moeten uitgaan van: ‘we zijn en blijven er zolang het nodig is’. Misschien niet altijd even intensief, maar een waakvlam vind ik wel iets goeds. 

Stein:  Het  staat  natuurlijk  ook  onder  druk  omdat  we  met  wachtlijsten zitten. Soms moet je beslissen om iemand in een stabiele  periode  zijn  eigen  weg  te  laten  zoeken  zodat  je  een  andere  persoon  kan  ondersteunen  die  nog  niet  zo  ver  in  zijn  traject staat. 

Nele: Langs de andere kant denk ik dat er niet per se zo heel veel  tijd  moet  gaan  naar  die  waakvlamfunctie.  Mijn  dochter  wordt  bijvoorbeeld  één  keer  per  maand  telefonisch  gecontacteerd  door  haar  begeleider  en  dat  is  voor  haar  momenteel  voldoende.  Ze  is  twee  jaar  stabiel  en  ondertussen  weer  aan  het werk. Stein:  We  mogen  inderdaad  niet  onderschatten  hoeveel  een  telefoongesprek of een berichtje kan betekenen voor iemand. Nele:  En  niet  altijd  om  te  zeggen  dat  het  minder  gaat,  maar  ook zodat een cliënt kan vertellen dat het goed gaat. 

 

Wat maakt Covias uniek? 

Bart: Op een bepaald moment stelde ik mezelf de vraag: zou ik  bij  Covias  gaan  werken  als  ervaringsmedewerker  of  zou  ik  dan  een  bloempot-ervaringswerker  zijn?  Dat  is  mijn  eigen  stout  woord  voor  een  ervaringswerker  die  in  een  organisatie  wordt aangenomen omdat ervaringswerk hip is en niet omdat men  ervan  uitgaat  dat  die  persoon  veel  verschil  kan  maken.  Die  vraag  legde  ik  destijds  aan  Steven  voor.  Hij  haalde  er  vervolgens de output van dat designteam bij en daarin stond: ‘Onze ambitie is om vijf betaalde ervaringswerkers te hebben’. Redelijk straf als je weet dat ervaringswerk geen genormeerde functie  is  en  dat  daar  geen  aparte  middelen  voor  voorzien  worden.  Dat  is  een  visie  die  ver  vooruit  loopt  op  wat  de  overheid  vraagt.  Dat  heeft  mij  overtuigd  om  voor  Covias  te  kiezen en ondertussen hebben we ook al vijf ervaringswerkers in dienst. 

Muriel: Ik denk ook aan hoe we medewerkers in hun kracht zetten en hoe we het medewerkersbeleid vorm geven. Zo is er bijvoorbeeld onze werkgroep die inzet op veerkracht. Tijdens corona  ervaarden  we  veel  stress  en  tegelijk  was  het  moeilijk  om  elkaar  te  ontmoeten  en  te  ventileren.  We  hebben  dan  in  die werkgroep nagedacht over wat we konden doen voor onze medewerkers. Zo is de C(ollega)-Me-time ontstaan. Dat is een concept waarbij elke werknemer vier uur per maand vrij mag besteden. Je mag zelf kiezen of je die uren opsplitst of samenneemt, maar die tijd kan je vullen door bijvoorbeeld eens iets met een collega te doen of door jezelf even af te zonderen. 

Bart:  Je  hebt  als  trajectbegeleider  of  zelforganiserend  team  veel  autonomie  omdat  er  niemand  voortdurend  over  jouw  schouder  zit  mee  te  kijken,  dus  in  die  zin  is  dat  een  goede  anti-stressfactor.  Langs  de  andere  kant  is  het  wel  zaak  dat  je  met  die  regelruimte  om  kan.  Het  werk  van  een  trajectbegeleider  binnen  Covias  is  natuurlijk  ook  wel  speciaal.  Je  bent  in  principe  de  enige  begeleider  van  die  cliënt,  dus  je  hebt  wel  een  bepaalde  verantwoordelijkheid.  Als  je  daarnaast  een  goede  klik  hebt  met  die  persoon,  wordt  het  een  uitdaging  om je grenzen aan te geven. Het laat je niet helemaal los. Het boeiendste  voor  mij  is  zien  dat  het  netwerklandschap  steeds  meer vervlochten raakt, of toch voor onze regio Noord-West-Vlaanderen.  Mensen  informeren  ook  regelmatig  naar  het  Covias-model, dus dat wil toch zeggen dat we met iets goeds bezig zijn en interesse wekken voor vernieuwing en het verbeteren van de zorg. 


Met dank aan: Elke Haerick, Matthias Corneillie, Cat Calcoen en Liesbeth Van Hove