Psyche Magazine
Je begint je boek met de grote en kleine gezondheid, en dus ook de grote en kleine geestelijke gezondheid.  

Die  ideeën  komen  van  Nietzsche.  Ik  ben  opgevoed  en  opge-leid  in  kleine  gezondheid  en  ik  functioneer  vandaag  vanuit  grote  gezondheid.  Kleine  gezondheid  is  de  beheersbaarheid,  alles  onder  controle  houden.  Als  het  gaat  over  geestelijke  gezondheid:   het   DSM5-verhaal.   We   gaan   het   diagnosti-ceren,  dan  kunnen  we  het  ook  behandelen  en  dan  ben  je  weer  ok  voor  het  systeem.  Alle  ziekenfondsen  samen  tellen  in ons land 500.000 langdurig zieken onder hun leden. (We noemen  ons  trouwens  gezondheidsfonds,  beter  dan  zieken-fonds).  Ongeveer  40%  van  dat  enorme  aantal  mensen  heeft  problemen die verband houden met psychische klachten zoals depressie,  burn-out,  schizofrenie  en  specifieke  psychiatrische  stoornissen, een aantal dat nog toeneemt. De ziekenfondsen/gezondheidsfondsen worden verantwoordelijk gesteld voor het oplossen van deze problemen. Maar wij kunnen die niet alleen oplossen, zeker niet als we niet samen de oorzaken aanpakken. 

Wat heeft jou dichter bij het thema geestelijke gezondheid gebracht?

Mijn  eerste  les  verpleegkunde  ging  over  de  definitie  van  gezond  heid.  Er  werden  drie  componenten  van  gezondheid  onder  scheiden:  fysiek,  psychisch  en  sociaal  welbevinden.  En  ik herinner nog goed dat de docent zei: “je moet dus eigenlijk wel in orde (gezond dus) zijn, anders kan je geen verpleger zijn”. Vanuit  een  soort  perfectiedenken:  je  hoort  erbij  of  je  hoort  er  niet  bij.  Later,  tijdens  mijn  opleiding  filosofie  plaatste  ik  er  een  vierde  poot  bij:  de  existentiële  component.  Als  je  je  niet  goed  voelt,  dan  heeft  dat  een  dieperliggende  oorzaak,  met name heeft je leven betekenis? Ervaar je zin? Als dat niet ok voelt, heeft dit een effect op je fysiek, psychisch en sociaal welbevinden. Het is maar veel later, toen ik bij CM was, dat ik  Machteld  Huber  en  haar  spinnenweb  heb  leren  kennen.  Dat telde geen vier maar zes componenten: fysiek en mentaal welbevinden, her ervaren van zingeving en kwaliteit van leven, jouw  sociaal-maatschappelijk  functioneren  en  alle  mogelijke  activiteiten van het dagelijks leven. Nieuw voor mij waren het ervaren van kwaliteit van leven en het belang van zingeving. Zin  ervaren,  betekenisvol  kunnen  zijn.  Daar  is  echt  wel  een  tekort.  Er  heerst  bijna  een  verbod  om  hierover  te  spreken,  terwijl zoveel mensen daar echt nood aan hebben. 

Zie je een verband tussen zingeving en jongerenpsychiatrie?

Ik  heb  enkele  maanden  geleden  een  week  meegelopen  in  een  afdeling jongerenpsychiatrie. Die  jongeren  waren  tussen  16  tot  21  jaar,  ongeveer  zo  oud  als  mijn  kinderen.  Ik  heb  jaren  als  verpleegkundige  gewerkt  in  ziekenhuizen,  die  wereld  ken  ik  zo  ongeveer.  Ik  vond  het  daarom erg dat ik me de avond voor mijn eerste dag geen idee kon  vormen  van  wat  ik  mocht  verwachten  op  die  afdeling.  Als  ik  hen  zag,  vroeg  ik  me  af  waarom  ze  hier  waren.  Dat  bleek  een  complexe  waaier  aan  problemen  te  zijn,  en  heel  wat  jongeren  hadden  verschillende  problemen  tegelijk.  Alle  problemen waar we als samenleving geen antwoord op konden geven, kwamen daar samen. Ik ben die week echt met mezelf geconfronteerd geweest, ik heb psychisch afgezien, ik ben daar bijna onderuitgegaan. Het  was  psychologisch  zwaar  omdat  ik  ter  plekke  voelde  hoe  de  samenleving,  waarbinnen  die  complexe  problemen  ontstaan, hier haar verantwoordelijkheid ontloopt. Ik  voelde  mij  wel  heel  erg  verantwoordelijk,  en  tegelijk  bij  zon  der  onmachtig.  Een  van  de  jongeren  omschreef  zijn  situatie  als:  “Ik  ervaar  mij  als  een  probleem.  Ik  ben  altijd  een  probleem.  We  moeten  altijd  naar  een  volgende  situatie,  waar  je  weer  over  jezelf  moet  vertellen,  en  je  weer  een  probleem  wordt.”Eigenlijk hoorde ik die hele week de noodkreet: “Is er iemand die mij graag wil zien? Ben ik ook betekenisvol?” En zo zijn we weer  bij  het  ervaren  van  zin,  het  fundament  dat  we  ons  ook  psychisch goed zouden kunnen voelen. Als wij niet in staat zijn om te kijken vanuit een brede visie op gezondheid of geestelijke gezondheid, zullen wij nooit in staat zijn  om  in  onze  huidige  manier  van  kijken  naar  gezondheid  die  veranderingen  teweeg  te  brengen  die  recht  doen  aan  de  echte zorg van deze jonge gekwetste personen. Naast  Nietzsche  was  het  Machteld  Huber  die  mij  de  taal  gegeven  heeft  om  te  zeggen:  gezondheid  vertrekt  vanuit  een  veel  bredere  definitie,  en  de  huidige  gezondheidszorg  draagt  maar een klein deel bij tot die gezondheid. Veel hangt af van de  manier  waarop  je  omgaat  met  mensen,  hoe  je  in  relatie  gaat.  Die  zaken  hebben  een  effect  op  het  welbevinden  van  mensen.Een  voorbeeld.  Ik  kan  alleen  met  mensen  werken  die  ik  heb  leren  kennen  door  het  aangaan  van  een  persoonlijke  relatie.  Ik hoor soms dat investeren in mensen niet nodig is en gezien wordt  als  tijdverlies.  En  inderdaad,  investeren  in  mensen  kost  tijd,  want  een  relatie  opbouwen  gaat  traag.  Zo  kom  ik  terug bij die jongeren op de afdeling jongerenpsychiatrie: die hebben zo’n nood aan relaties, met zichzelf, met de ander, met het andere. 

Wat is een relatie?

Dat  ik  gewoon  ten  volle  mijzelf  kan  zijn  ten  opzichte  van  de andere – mijn partner, mijn kinderen ... – ook met mijn gebreken en tekorten. Door op die manier in relatie te staan ontstaat een soort van onvoorwaardelijke liefde voor de mede-mens. Door zo in het leven te staan, heb ik zeer weinig relaties verloren, zelfs na een conflict of een onenigheid. 

Over relatie. Ergens schrijf je: zorg vertrekt vanuit relatie. Eigenlijk maak je het nu breder.

Elk  menselijk  zijn  vertrekt  vanuit  een  relatie.  Dat  betekent  dat er een zekere mate van gelijkwaardigheid is. We zijn alle-maal  gewoon  mens.  Hoewel  dat  in  een  professionele  relatie  niet  altijd  zo  vorm  krijgt.  Maar  ook  in  professionele  relaties  vertrekt alles vanuit een basisvertrouwen in elkaar. Dat vormt in de zorg altijd het uitgangspunt. In de zorg ga je vanuit dat vertrouwen  in  relatie  met  anderen.  Voor  mij  is  daarom  zorg  fundamenteel relationeel. Zorg ontstaat vanuit de relatie. Een zorg zonder relatie kan ik geen zorg noemen.Een verpleegkundige die niet werkt vanuit een (professionele) relatie, zorgt voor een patiënt louter vanuit een probleem (dat opgelost  moet  worden),  maar  niet  vanuit  een  fundamentele  bezorgdheid of betrokkenheid. Ik ben ervan overtuigd dat als men goed luistert in alle moge-lijke  vormen,  de  helft  van  de  problemen  verdwenen  zijn.  Mensen willen ten diepste beluisterd – gehoord – worden. Ik heb zeer veel respect voor het werk van psychologen, psychi-aters  of  psychotherapeuten,  maar  tegelijk  wringt  het  dat  we  vandaag  zoveel  zorg  in  professionele  handen  duwen.  In  feite  betalen  we  mensen  om  naar  ons  te  luisteren,  waardoor  de  onvoorwaardelijkheid  uit  de  relatie  verdwijnt.  We  psycholo-giseren  de  relatie.  Komt  daar  nog  bij  dat  de  kostprijs  voor  mentale  gezondheidszorg  voor  heel  wat  mensen  te  hoog  is.  En dan kom ik terug bij mijn jongeren die een appel doen op ons: “zie mij graag”. 

Hoe kan een gezondheidsfonds een rol hebben in het creëren van een omgeving waar jongeren zich geestelijk gezond kunnen ontwikkelen?

Gezondheid ontstaat vanuit een kwetsbare samenleving waarin we dag in dag uit relaties met elkaar aangaan om zaken al dan niet  samen  te  realiseren.  Dat  is  wat  wij  met  CM  mogelijk  willen maken. Ik kom opnieuw terug op ons klassiek gezond-heidszorgsysteem.  Dat  systeem  treedt  pas  in  werking  (en  is  gebaseerd op interventies) wanneer iets fout gaat. Je krijgt een infarct, binnen de 10 minuten staat er een ziekenwagen voor de  deur  en  je  wordt  uitstekend  geholpen.  Tot  hier  het  goede  nieuws. Het vreemde is dat deze manier van werken verschrik-kelijk veel geld vraagt, zo’n 35 miljard euro per jaar vanuit de federale overheid. Het zou veel beter zijn mochten we in een veel vroeger stadium investeren in gezondheid door na te gaan hoe we een infarct kunnen voorkomen. Maar slechts 2% van de middelen zijn voorzien om te werken aan preventie. Goede  voorbeelden  vinden  we  in  het  buitenland.  Enkele  maanden  geleden  had  ik  een  ontmoeting  met  medewerkers  van  Wereldsolidariteit,  een  internationale  NGO  met  mede-werkers in alle continenten. Een Congolese arts komt naar mij toe en zegt: “Wij zijn in Kinshasa bezig om een opleiding op te starten voor adviserend artsen.” In België controleert een advi-serend  arts  mensen  op  het  moment  dat  ze  ziek  worden  door  het werk en arbeidsongeschikt worden verklaard. Maar hij zag de  functie  veel  ruimer  dan  louter  werkgerelateerd.  Voor  hem  was  een  adviserend  arts  iemand  die  rondloopt  in  wijken  en  straten, de mensen aanspreekt en coacht in gezond leven. Als je  dat  naar  onze  situatie  zou  vertalen,  kan  je  het  zien  als  een  gezondheidscoach die bijvoorbeeld iemand die een sigaret wil opsteken  aanspreekt:  “misschien  toch  eens  nadenken”.  Zoiets.  Hierin  investeren,  wat  we  vanuit  CM  Gezondheidsfonds momenteel  doen,  is  de  nieuwe  weg  die  we  samen  moeten  gaan.  Zo  werken  we  ook  met  50  community  health  workers  in  België,  met  middelen  van  het  RIZIV.  Zij  spreken  mensen  in  de  armere  wijken  aan,  en  proberen  hen  toe  te  leiden  naar  gezondheid  en  gezondheidszorg  in  de  brede  zin.  Soms  gaat  dat over een taalprobleem, soms over een tandprobleem, soms over gewoon de weg niet vinden naar een huisarts of apotheek. Preventie  is  volgens  mij  het  uitgangspunt  van  waaruit  alle  gezondheidszorg zou moeten vertrekken. Zowel het onderwijs als  het  werkveld  zou  hier  massaal  moeten  durven  investeren.  Voorkomen is beter dan genezen. 

Wat kan er dan gebeuren in scholen?

Tijdens  de  covidcrisis  was  er  een  immens  tekort  aan  leer-krachten.   Wij   kregen   telefoons   van   schooldirecteurs   die   vroegen of CM mensen had die door technische werkloosheid op  dat  moment  niet  aan  het  werk  waren,  en  of  die  mensen  wilden  komen  lesgeven.  Waarover  maakte  niet  uit,  als  de  leerlingen  maar  iets  zinvols  meekregen.  Stel  je  voor,  wat  een  interessante  ingangspoort  was  dat:  mensen  die  op  scholen  gezondheid  als  kapstok  voor  een  les  nemen.  We  zouden  een  ongelooflijke  plek  geclaimd  hebben.  Ik  zie  ook  andere  initiatieven  die  opduiken  waarbij  zorgverleners  (ergothera-peuten,  muziektherapeuten  ...)  vanuit  het  werkveld  naar  scholen  trekken  om  aan  het  mentaal  welzijn  van  leerlingen  te  werken  in  klasverband.  Zo  maakte  ik  kennis  met  de  vzw  Klasversterkers.  Zij  gebruiken  hun  ervaringen  uit  de  jonge-renpsychiatrie om met jongeren in het gewone onderwijs over mentaal  welzijn  en  zingeving  in  gesprek  te  gaan.  Het  brengt  bij die jongeren heel wat teweeg. Ze gaven aan dat er bijzonder veel nood is aan dit soort aanpak. Het is niet de bedoeling de psycholoog in de klas te introduceren, maar met jongeren het gesprek  rond  betekenisgeving  en  zinervaring  aan  te  gaan  om  hen sterker te maken in hun weerbaarheid. De  Nederlandse  psychiater  van  Os  inspireerde  mij  door  te  zeggen  dat  spiritualiteit,  als  onderdeel  van  het  groter  geheel,  te weinig wordt aangeraakt binnen de psychologische setting. 

Zijn hulpverleners relatiebekwaam?

Ik vind dit zo’n belangrijke vraag: ben ik als zorgverlener rela-tiebekwaam?  Vroeger  waren  opleidingen  gericht  op  –  in  die  volgorde – kennis, basisvaardigheden, en het aanleren van de juiste zorgattitude. Ik heb zelf meegemaakt dat we studenten wiens  kennis  en  vaardigheden  wel  ok  waren,  maar  hun  atti-tude  niet,  hun  diploma  gaven.  Als  we  tot  die  vaststelling  kwamen in het laatste jaar van de opleiding was het heel erg moeilijk  om  hen  dan  nog  het  diploma  te  weigeren.  Vandaag  zou ik hiervoor strenger zijn Het is echt niet ok als zorgverle-ners vandaag een diploma krijgen als ze niet bekwaam zouden zijn in het aangaan van relaties. Het is daar waar zorg begint. In feite straffen we er vooral hen mee. 

We hebben een samenleving die ziekmakend is. We hebben een hulpverlening die niet genoeg gezondmakend is. Hoe gaan we daar iets aan doen?

We  moeten  vertrekken  vanuit  een  brede  visie  op  gezondheid  in  plaats  vanuit  een  brede  visie  op  ziekte.  Vandaag  valt  heel  veel onder de noemer van ik ben ziek. Op dat moment beslis je als het ware niet langer te zijn. Je bent afwezig. Mijn pleidooi is  erop  gericht  niet  langer  te  vetrekken  van  een  klacht  van iemand,  maar  vanuit  de  kracht  van  iemand.  Dan  stel  je  niet  de vraag: “Wat mankeer je?”, maar wel “Hoe gaat het met je?”. Deze paradigmashift brengt op dat moment een ander gesprek op gang tussen patiënt en zorgverlener. Gelukkig merk ik dat we deze shift met een nieuwe generatie van zorgverleners aan het maken zijn. 

Mensen moeten afstand nemen.  

Door zo te kijken, krijg je op de patiënt een veel bredere kijk. Je  legt  niet  louter  de  focus  op  het  probleem,  maar  wel  op  de  hele  context  waarin  die  patiënt  zich  bevindt.  We  moeten  in  staat  zijn  om  rond  een  patiënt  afstand  te  nemen.  Ook  in  de  psychiatrie.  Daar  staan  mensen  soms  letterlijk  voor  de  muur  waardoor  ze  geen  uitweg  meer  zien  of  gebrek  hebben  aan  perspectief.  Als  je  vanuit  een  bepaalde  situatie  een  stap  achteruitzet, zie je meer. Dan zie je oplossingen die je ervoor niet zag. Het is op die momenten dat hulpverlening erg nodig kan zijn. Dat is misschien het belangrijkste wat ik in mijn opleidingen filosofie  en  theologie  geleerd  heb:  leren  kaderen.  Achteruit-gaan. Wat zie ik nu eigenlijk? Als je autorijdt, dan kijk je toch ook niet alleen naar je stuur? Dan kijk je toch naar de einder? Zo ver mogelijk om het overzicht te bewaren. Doe je dat niet, dan zal je binnen de kortste keren ergens tegenaan rijdenHiervoor hebben we de juiste leermeesters nodig. Ik weet dat dit  een  enorme  uitdaging  vormt.  Juist  omdat  de  instroom  van  de  verpleegkundigen  en  andere  zorgverleners  kwalitatief  is  afgenomen,  is  de  druk  op  de  opleidingen  alleen  maar  toe  genomen.  Vroeger  was  er  een  grote  instroom  van  mensen  met  een  algemeen  secundaire  opleiding  in  alle  moge  lijke  zorg  opleidingen.  Vandaag  zien  we  ook  een  grote  instroom  vanuit  het  beroeps-  en  technisch  secun  dair  onderwijs,  wat  het  behalen  van  een  minimum  niveau  er  niet  een  voudiger  op  gemaakt  heeft.  Inspectie  rapporten  geven  duidelijk  aan  dat  bijvoor   beeld   de   HBO5-opleidingen   het   minimum   niveau   niet  halen.  Dit  brengt  de  zorg  vandaag  en  morgen  in  grote  proble men. Hierover moet dringend een funda menteel debat gevoerd worden. 

Hoe zie je de toekomst van de zorg verder evolueren?

Ik ben ondanks mijn kritische noten wel hoopvol. Juist omdat de  mens  per  definitie  relationeel  is,  zal  hij  overleven.  Hij  wil  iets betekenen. Op een bepaald moment zegt de mens “Nu is het goed geweest” en zal hij op bepaalde systemen die de relatie wegduwen,  reageren.  Juist  omdat  zorg  relationeel  is,  zal  zorg  nooit verdwijnen.